Orthoptie

De orthoptist(e) is een paramedicus die zicht bezighoudt met alle mogelijke binoculaire problemen: scheelzien, lui oog, dubbelzien, leesklachten, nystagmus, en andere.

Wanneer is een afspraak orthoptie aangewezen?

  • Na verwijzing door Kind & Gezin (Opgroeien)
  • Na verwijzing door het CLB
  • Bij scheelzien of een wegdraaiend oogje
  • Lui oog, amblyopie
  • Brilcontrole bij kinderen jonger dan 12 jaar
  • Dubbelzien, beelden lijken in mekaar te schuiven
  • Verminderde samenwerking tussen beide ogen

Amblyopie (lui oog)

Wat is een lui oog ?

Een lui oog heeft een volledig normale bouw en uitzicht, maar de verbinding met de hersenen heeft zich niet goed kunnen ontwikkelen. Normaal ontwikkelt de verbinding oog-hersenen zich vóór de leeftijd van 8 tot 10 jaar, ten gevolge van een voortdurende prikkeling van de beide ogen door visuele signalen. Indien één van beide ogen, om welke reden ook, geen perfecte visuele beelden ontvangt, ontwikkelt de verbinding met de hersenen zich niet correct en ontstaat er een lui oog. Uitzonderlijk kunnen beide ogen lui worden als er bv. te laat met een bril gestart wordt of door een oogziekte. Een lui oog heeft dus een slecht zicht dat zelfs met de beste bril niet kan verbeterd worden.

Wat zijn de mogelijke oorzaken van een lui oog?

Alles wat een belemmering geeft van het zicht aan een oog kan een lui oog veroorzaken, bv:

  • Scheelzien (=strabisme): omdat de ogen niet perfect recht staan krijgt elk oog een verschillend beeld. Dit geeft veel verwarring en daarom schakelen de hersenen onbewust één beeld uit. Indien het altijd het beeld van éénzelfde oog is dat uitgeschakeld wordt, zal de verbinding met de hersenen niet correct gevormd worden.
  • Brilprobleem: indien één oog goed ziet zonder bril en het andere oog wel een bril nodig heeft om een scherp beeld te krijgen, dan ontstaat er een voorkeur om met het beste oog te kijken. Indien een kind in dit geval geen bril opzet, dan zal het minder goede oog een lui oog worden omdat het nooit een scherp beeld te zien krijgt, en dus wordt de verbinding met de hersenen onvoldoende ontwikkeld.
  • Oogziekten zoals bv. cataract: indien één oog cataract (= vertroebeling van de ooglens) vertoont, dan zal dit oog geen scherp beeld ontvangen en zal de verbinding met de hersenen niet correct ontwikkeld worden.

Op welke leeftijd ontstaat een lui oog?

Aangezien de verbinding tussen de ogen en de hersenen zich ontwikkelt vóór de leeftijd van 8 tot 10 jaar, kan een lui oog enkel ontstaan voor deze leeftijd. Dit wil dus ook zeggen dat de behandeling van een lui oog enkel kan gebeuren vóór deze leeftijd.

Hoe wordt een lui oog vastgesteld?

De screening door Kind en Gezin kan een verhoogd risico op een lui oog aantonen. Ook het CLB test regelmatig het zicht van kinderen en verwijst naar een oogarts indien nodig. Wanneer een kind scheel kijkt komen ouders vaak spontaan naar de oogarts. Tijdens de consultatie probeert de oogarts zo accuraat mogelijk het zicht van de beide ogen te bepalen. De oogarts onderzoekt de ogen dan ook grondig en kijkt of er mogelijke oorzaken zijn die het slecht zicht kunnen verklaren. Er wordt dan bepaald of een brilletje nodig is, en of het nuttig is om één oog af te plakken. Nadien zijn regelmatige oogcontroles noodzakelijk om de evolutie van het zicht op te volgen.

Waarom moet men soms één oog afplakken (en voor hoe lang?)

Soms beslist de oogarts om één oog gedurende enkele uren per dag af te plakken om het andere minder goede oog maximaal te stimuleren. Hierbij is een strikte opvolging van zéér groot belang! Wanneer het zicht van de beide ogen gelijk wordt, zal de oogarts het afplakken geleidelijk aan afbouwen. Dit mag zeker niet te snel gebeuren, anders zal het minder goede oog snel terug hervallen!). Het afplakken is dus NIET bedoeld om het scheelzien te verminderen, maar WEL om het zicht van de beide ogen gelijk te krijgen.

Hoe en wanneer wordt eventueel scheelzien behandeld?

Soms zal het scheelzien verminderen met het dragen van een juiste brilcorrectie. Indien dit niet het geval is, dan is meestal een operatie nodig om de oogjes recht te zetten. Dit wordt dan in overleg met de ouders gepland.

Strabisme (=scheelzien)

Wat is strabisme?

Scheelzien is een afwijking van de stand van de ogen. De ogen zijn niet op hetzelfde punt gericht. Het treft zowel kinderen als volwassenen. 

Welke soorten  strabisme bestaan er?

Strabisme kan aangeboren zijn of verworven.
Strabisme kan één oog treffen, afwisselend elk oog of beiden.
De afwijking kan horizontaal zijn :
naar binnen-> esotropie
naar buiten -> exotropie
De afwijking kan verticaal zijn.
Een combinatie van beiden is eveneens mogelijk.
Strabisme kan gepaard gaan met dubbelzien, maar niet noodzakelijk. 

Wat zijn de mogelijke oorzaken van een scheelziend oog ?

  • Familiale belasting
  • Een refractieafwijking, te corrigeren met een bril
  • Een oogziekte met slechtziendheid tot gevolg
  • Een verlamming van een oogspier
  • Een neurologische ziekte

Hoe wordt scheelzien vastgesteld?

Bij kinderen: de screening door Kind en Gezin en het CLB kunnen scheelzien detecteren, maar vaak komen ouders spontaan naar de oogarts.
Volwassenen komen op eigen initiatief of worden verwezen omwille van een ziektebeeld (oogheelkundig of neurologisch).

Wat zijn mogelijke behandelingen? 

Strabismebehandeling is een traject.
Bij kinderen is de eerste stap nagaan of een brilcorrectie de oplossing is.
Tegelijkertijd wordt amblyopiebehandeling (zie ‘lui oog’) opgestart als de oogarts dit nodig vindt.
Chirurgie op de oogspieren is vaak nodig bij kinderen als “brillen” niet of onvoldoende helpt. Tussen de vaststelling en chirurgie kunnen enkele jaren verlopen.
Bij volwassenen zal, afhankelijk van de oorzaak, sneller overgegaan worden tot chirurgie.

Hoe wordt chirurgie voorbereid en uitgevoerd?

De oogarts werkt samen met de orthoptist die de scheelzienshoek in verschillende omstandigheden meet (ver, dichtbij, in prikkelarme omgeving, met en zonder correctie…). Als twee tot meer metingen dezelfde afwijking tonen, wordt een chirurgisch plan opgemaakt. De voorkeursprocedure is om de spieren die te hard trekken te ontspannen door ze van de oogbol los te maken en op een andere plaats vast te maken waar ze minder kracht uitoefenen op de oogbol. De operatie gebeurt steeds onder algemene verdoving. 

Herstel

Kribbe-, school- en werkverlet is maximum een week. Postoperatief worden oogdruppels gegeven gedurende een week ter bevordering van de genezing. De operatie is niet erg pijnlijk. In het begin zoeken de ogen opnieuw evenwicht en is tijdelijk dubbelzien mogelijk.  Controles zijn in regel daags na de operatie, na 1 maand en na 6 maanden.